Tuesday 24 April 2007

Fiscaliteit

De periode van de jaarlijkse gelegaliseerde diefstal en geldklopperij komt weer stilletjesaan in de buurt en het wordt tijd om zich hierop een beetje voor te bereiden, vooral als je heel wat onkosten gedaan hebt die verband houden met je beroep. Ik ben vorige week dan ook naar een infosessie geweest over fiscaliteit; meer bepaald over het inbrengen van mijn motorkosten als beroepsonkosten bij de jaarlijkse aangifte van de personenbelasting. Deze sessie werd georganiseerd door MAG.

Alles begint met het berekenen van het forfait van beroepsonkosten. Dit is een bedrag aan beroepsonkosten dat automatisch in rekening wordt gebracht als je je werkelijke onkosten niet bewijst. Als je je werkelijke kosten wel bewijst, dan vervalt het forfait. Het is echter wel zo dat iedereen altijd minimaal recht heeft op het forfait; als je je werkelijke kosten bewijst en je komt niet boven je forfait uit, dan wordt automatisch het forfait aangerekend en vervallen de werkelijke kosten.
Het forfait wordt berekend op het belastbaar inkomen: 26.10% op het bedrag van 0-4790 Euro, 10% op het bedrag van 4790-9520 Euro, 5% op het bedrag van 9520-15850 Euro, 3% op het bedrag van 15850-55527 Euro, en een vast bedrag van 3230 Euro voor alles wat boven de 55527 Euro uitkomt.
Een praktisch voorbeeldje: stel je hebt een belastbaar inkomen van €28967.98, dan heb je recht op een forfait van €1250.19 + €473 + €316.5 + €655.90 = €2695.59 aan beroepsonkosten. Als je werkelijke kosten lager liggen dan dit bedrag, dan heeft het geen zin om het risico te lopen van ze aan te geven.

Grote kosten in het kader van je beroep (zoals de aankoop van een motor voor woon-werkverkeer), mag je niet in één keer aangeven; je moet ze afschrijven over verschillende jaren. Het aantal jaar moet overeenkomen met de verwachte levensduur van het af te schrijven object. Voor motoren is het minimum 5 jaar (langer mag ook, korter niet). Voor motoren zijn er, door een gat in de wetgeving dat ondertussen gelegaliseerd is, twee manieren van afschrijven mogelijk: de normale lineaire methode en de degressieve methode.
Bij de lineaire methode schrijf je elk jaar evenveel af: een motor van €6600 schrijf je af op 5 jaar aan €1320 per jaar.
Bij de degressieve methode schrijf je jaarlijks af aan het dubbele percentage als bij de lineaire methode (met een maximum van 40%), en dit telkens op het restbedrag. Op het moment dat het afschrijfbedrag van de lineaire methode boven het afschrijfbedrag van de degressieve methode uitkomt, mag je overschakelen op het lineaire systeem.
Een voorbeeld: dezelfde motor van €6600, degressief afgeschreven over 5 jaar (lineair afschrijfpercentage = 20%):
- Eerste jaar: €6600 x (2 x 20%) = €2640
- Tweede jaar: (€6600 - €2640) x (2 x 20%) = €1584
- Derde jaar: (€6600 - €2640 - €1584) x (2 x 20%) = €950.40; Maar: dit is minder dan de lineaire afschrijving, dus we schrijven €1320 af.
- Vierde jaar: €6600 - €2640 - €1584 - €1320 = €1056
Merk op dat er bij een degressieve afschrijving op 5 jaar geen vijfde jaar meer is, omdat alles al op 4 jaar is afgeschreven.
Het overduidelijke voordeel van degressief afschrijven is dat je de eerste jaren grotere bedragen kan afschrijven dan bij de lineaire methode en op deze manier je beroepsonkosten de hoogte kan injagen.

Volgende keer: de andere kosten die gepaard gaan met het motorrijden en die je ook kan inbrengen.

No comments: