Ik heb vandaag voor de tweede keer aan een MAG activiteit deelgenomen: de lenterit langs de Schelde. De samenkomst was aan het fruitkraam op de parking aan het rond punt van Wommelgem om 0900; daarna werd er in groep naar Sint-Niklaas gereden over de E17. Een ongeloofelijk zenuwachtige bedoening: constant optrekken, afremmen en inhalen om min of meer samen te blijven.
Sint-Niklaas was het eigenlijke vertrekpunt van de rit en er waren een hoop mensen die meteen naar daar kwamen gereden, zonder langs Wommelgem te passeren. Om 1000 vertrokken we voor de eigenlijke rit, met ongeveer 55 man en 10 wegkapiteins. Eerst richting Bazel, dan naar Dendermonde om daar een voormiddagstop te houden (+/- 80km van Wommelgem) en er daarna zowat alle randgemeenten aan te doen.
Onderweg zijn we nog een deel van de groep kwijtgeraakt ook; toen hebben we we een tijdje moeten wachten. Gelukkig was er voor wat spektakel gezorgd om het wachten draagzaam te houden.
Via een hele omweg kwamen we dan uiteindelijk aan in Elversele, waar we in Pat's Place een middagstop hielden (+/- 135km van Wommelgem).
Na de middag (het was ondertussen al een uur of twee, half drie) ging het noordwaards: Stekene, Clinge (NL), een namiddagstop (+/- 180km van Wommelgem) ergens met uizicht op een haventje en een zijarm van de Schelde (deel van het verdronken land van Saeftinghe).
Daarna ging het langs Doel en de haven op linkeroever terug naar Sint-Niklaas. Onderweg verloren we bij zowat elk groot kruispunt wel een paar mensen die recht naar huis wilden. Tegen een uur of 6 kwamen we dan uiteindelijk aan in Sint-Niklaas, waar het overschotje aan rijders en wegkapiteins (daar waren we onderweg ook eent je van verloren) nog even een terrasje gingen doen voor definitief huiswaarts te keren.
De rit zelf liep grotendeels over vrij rustige wegen met, vooral tijdens het eerste deel, nogal wat dorpskernen met het klassieke straatmeubilair (verhogingen, versmallingen, asverschuivingen, ...). We moesten af en toe ook al eens over wat kasseiwegen, en één keer moesten we gewoon terugdraaien omdat er een weg was afgesloten wegens werken.
De snelheid was ideaal, alleen zaten we in de bochten soms wat te dicht opeengepakt naar mijn zin. Ook op sommige stukken waar er wat sneller kon gereden worden zaten we eigenlijk dichter op elkaar dan echt veilig, maar dat was de verantwoordelijkheid van de rijders zelf; ik hield meestal wel voldoende afstand.
De wegkapiteins hebben fantastisch werk geleverd: ze reden allemaal vooraan en bij rotondes en kruispunten waar we geen voorrang hadden werd er eentje achtergelaten om het verkeer tegen te houden. Daarna moesten ze terug naar voor crossen om op een volgend kruispunt onze vlotte doorgang te verzekeren.
Dit was mijn eerste rit in groep en alles bij elkaar viel het heel goed mee; zeker voor herhaling vatbaar!
Sunday, 29 April 2007
Tuesday, 24 April 2007
Fiscaliteit
De periode van de jaarlijkse gelegaliseerde diefstal en geldklopperij komt weer stilletjesaan in de buurt en het wordt tijd om zich hierop een beetje voor te bereiden, vooral als je heel wat onkosten gedaan hebt die verband houden met je beroep. Ik ben vorige week dan ook naar een infosessie geweest over fiscaliteit; meer bepaald over het inbrengen van mijn motorkosten als beroepsonkosten bij de jaarlijkse aangifte van de personenbelasting. Deze sessie werd georganiseerd door MAG.
Alles begint met het berekenen van het forfait van beroepsonkosten. Dit is een bedrag aan beroepsonkosten dat automatisch in rekening wordt gebracht als je je werkelijke onkosten niet bewijst. Als je je werkelijke kosten wel bewijst, dan vervalt het forfait. Het is echter wel zo dat iedereen altijd minimaal recht heeft op het forfait; als je je werkelijke kosten bewijst en je komt niet boven je forfait uit, dan wordt automatisch het forfait aangerekend en vervallen de werkelijke kosten.
Het forfait wordt berekend op het belastbaar inkomen: 26.10% op het bedrag van 0-4790 Euro, 10% op het bedrag van 4790-9520 Euro, 5% op het bedrag van 9520-15850 Euro, 3% op het bedrag van 15850-55527 Euro, en een vast bedrag van 3230 Euro voor alles wat boven de 55527 Euro uitkomt.
Een praktisch voorbeeldje: stel je hebt een belastbaar inkomen van €28967.98, dan heb je recht op een forfait van €1250.19 + €473 + €316.5 + €655.90 = €2695.59 aan beroepsonkosten. Als je werkelijke kosten lager liggen dan dit bedrag, dan heeft het geen zin om het risico te lopen van ze aan te geven.
Grote kosten in het kader van je beroep (zoals de aankoop van een motor voor woon-werkverkeer), mag je niet in één keer aangeven; je moet ze afschrijven over verschillende jaren. Het aantal jaar moet overeenkomen met de verwachte levensduur van het af te schrijven object. Voor motoren is het minimum 5 jaar (langer mag ook, korter niet). Voor motoren zijn er, door een gat in de wetgeving dat ondertussen gelegaliseerd is, twee manieren van afschrijven mogelijk: de normale lineaire methode en de degressieve methode.
Bij de lineaire methode schrijf je elk jaar evenveel af: een motor van €6600 schrijf je af op 5 jaar aan €1320 per jaar.
Bij de degressieve methode schrijf je jaarlijks af aan het dubbele percentage als bij de lineaire methode (met een maximum van 40%), en dit telkens op het restbedrag. Op het moment dat het afschrijfbedrag van de lineaire methode boven het afschrijfbedrag van de degressieve methode uitkomt, mag je overschakelen op het lineaire systeem.
Een voorbeeld: dezelfde motor van €6600, degressief afgeschreven over 5 jaar (lineair afschrijfpercentage = 20%):
- Eerste jaar: €6600 x (2 x 20%) = €2640
- Tweede jaar: (€6600 - €2640) x (2 x 20%) = €1584
- Derde jaar: (€6600 - €2640 - €1584) x (2 x 20%) = €950.40; Maar: dit is minder dan de lineaire afschrijving, dus we schrijven €1320 af.
- Vierde jaar: €6600 - €2640 - €1584 - €1320 = €1056
Merk op dat er bij een degressieve afschrijving op 5 jaar geen vijfde jaar meer is, omdat alles al op 4 jaar is afgeschreven.
Het overduidelijke voordeel van degressief afschrijven is dat je de eerste jaren grotere bedragen kan afschrijven dan bij de lineaire methode en op deze manier je beroepsonkosten de hoogte kan injagen.
Volgende keer: de andere kosten die gepaard gaan met het motorrijden en die je ook kan inbrengen.
Alles begint met het berekenen van het forfait van beroepsonkosten. Dit is een bedrag aan beroepsonkosten dat automatisch in rekening wordt gebracht als je je werkelijke onkosten niet bewijst. Als je je werkelijke kosten wel bewijst, dan vervalt het forfait. Het is echter wel zo dat iedereen altijd minimaal recht heeft op het forfait; als je je werkelijke kosten bewijst en je komt niet boven je forfait uit, dan wordt automatisch het forfait aangerekend en vervallen de werkelijke kosten.
Het forfait wordt berekend op het belastbaar inkomen: 26.10% op het bedrag van 0-4790 Euro, 10% op het bedrag van 4790-9520 Euro, 5% op het bedrag van 9520-15850 Euro, 3% op het bedrag van 15850-55527 Euro, en een vast bedrag van 3230 Euro voor alles wat boven de 55527 Euro uitkomt.
Een praktisch voorbeeldje: stel je hebt een belastbaar inkomen van €28967.98, dan heb je recht op een forfait van €1250.19 + €473 + €316.5 + €655.90 = €2695.59 aan beroepsonkosten. Als je werkelijke kosten lager liggen dan dit bedrag, dan heeft het geen zin om het risico te lopen van ze aan te geven.
Grote kosten in het kader van je beroep (zoals de aankoop van een motor voor woon-werkverkeer), mag je niet in één keer aangeven; je moet ze afschrijven over verschillende jaren. Het aantal jaar moet overeenkomen met de verwachte levensduur van het af te schrijven object. Voor motoren is het minimum 5 jaar (langer mag ook, korter niet). Voor motoren zijn er, door een gat in de wetgeving dat ondertussen gelegaliseerd is, twee manieren van afschrijven mogelijk: de normale lineaire methode en de degressieve methode.
Bij de lineaire methode schrijf je elk jaar evenveel af: een motor van €6600 schrijf je af op 5 jaar aan €1320 per jaar.
Bij de degressieve methode schrijf je jaarlijks af aan het dubbele percentage als bij de lineaire methode (met een maximum van 40%), en dit telkens op het restbedrag. Op het moment dat het afschrijfbedrag van de lineaire methode boven het afschrijfbedrag van de degressieve methode uitkomt, mag je overschakelen op het lineaire systeem.
Een voorbeeld: dezelfde motor van €6600, degressief afgeschreven over 5 jaar (lineair afschrijfpercentage = 20%):
- Eerste jaar: €6600 x (2 x 20%) = €2640
- Tweede jaar: (€6600 - €2640) x (2 x 20%) = €1584
- Derde jaar: (€6600 - €2640 - €1584) x (2 x 20%) = €950.40; Maar: dit is minder dan de lineaire afschrijving, dus we schrijven €1320 af.
- Vierde jaar: €6600 - €2640 - €1584 - €1320 = €1056
Merk op dat er bij een degressieve afschrijving op 5 jaar geen vijfde jaar meer is, omdat alles al op 4 jaar is afgeschreven.
Het overduidelijke voordeel van degressief afschrijven is dat je de eerste jaren grotere bedragen kan afschrijven dan bij de lineaire methode en op deze manier je beroepsonkosten de hoogte kan injagen.
Volgende keer: de andere kosten die gepaard gaan met het motorrijden en die je ook kan inbrengen.
Sunday, 22 April 2007
Hot wax, rope, pain, blow job
In your dreams, FNH. In your dreams.
After the preparations, I started making the candle itself. First of all, I applied some silicon spray inside the mould in the hope it would ease separation when finished, which it did. Then the melting of the tealights began; for this I used a little saucepan we hardly use anymore.
The candle wax (it was actually paraffin) melted quite easily. When the first batch of tealights were liquid, the mess began for good. I cut off a piece of cotton rope, to be used as wick, and put it in the molten paraffin, in order for it to suck up as much paraffin as possible. This to prevent the wick from burning up before the wax melts in the final product, which would make the candle unusable. Having a paraffinated wick also helps keeping the piece of rope straight, which makes for easier handling. However, to get a straight wick, it has to dry in straight form; which means gripping it with both hands and pulling it straight. One side was cold and clean (I was smart enough not to drop the entire length in the paraffin), the other hot and messy. This was the most painful stage in the entire candle making process.
When the wick had dried, I poured some wax in the mould and it ran right out of it, through the openings between mould and pot. However, when this first layer solidified, the mould was closed. Before this layer was entirely solid, I put in the wick.
Then the routine began: adding some coins, adding some more wax, waiting until the wax solidified, adding another layer of coins, and so on. I did enverything to get the wax cooled down as quickly as possible: I put the coins in the fridge, I added water in the pot so that the mould was surrounded by water, I added ice cubes to the water, and of course I blowed on the wax to cool it down.
The level of wax gradually increased, until it reached the edge of the surrounding pot, at which point I couldn't add more water to cool it down. This lack of cooling was very apparent: subsequent layers set remarkably slower.
I finally had enough of it (I had also gone slightly over budget, those large denomination coins add up faster than you'd think) and concluded with a bunch of 1 and 2 cent coins and the remainder of the wax. I then put the entire pot in the cellar where it could cool down completely.
Cleaning up was surprisingly easy: I rinsed the melting pot with cold water until it was entirely cooled. Since wax and paraffin have a larger density (and thus smaller volume) when in solid form than in liquid form, the solidified paraffin remains could be taken out from the pot in one piece.
The next day, I removed the candle from its mould, cut off the brittle edges at the top and the bottom, trimmed the wick to size, and wrapped it in as a gift.
Part of the message is a joke on the recepient's function with the W3C, as they are notorious for filling their specifications with lots of requirement level phrases.
After the preparations, I started making the candle itself. First of all, I applied some silicon spray inside the mould in the hope it would ease separation when finished, which it did. Then the melting of the tealights began; for this I used a little saucepan we hardly use anymore.
The candle wax (it was actually paraffin) melted quite easily. When the first batch of tealights were liquid, the mess began for good. I cut off a piece of cotton rope, to be used as wick, and put it in the molten paraffin, in order for it to suck up as much paraffin as possible. This to prevent the wick from burning up before the wax melts in the final product, which would make the candle unusable. Having a paraffinated wick also helps keeping the piece of rope straight, which makes for easier handling. However, to get a straight wick, it has to dry in straight form; which means gripping it with both hands and pulling it straight. One side was cold and clean (I was smart enough not to drop the entire length in the paraffin), the other hot and messy. This was the most painful stage in the entire candle making process.
When the wick had dried, I poured some wax in the mould and it ran right out of it, through the openings between mould and pot. However, when this first layer solidified, the mould was closed. Before this layer was entirely solid, I put in the wick.
Then the routine began: adding some coins, adding some more wax, waiting until the wax solidified, adding another layer of coins, and so on. I did enverything to get the wax cooled down as quickly as possible: I put the coins in the fridge, I added water in the pot so that the mould was surrounded by water, I added ice cubes to the water, and of course I blowed on the wax to cool it down.
The level of wax gradually increased, until it reached the edge of the surrounding pot, at which point I couldn't add more water to cool it down. This lack of cooling was very apparent: subsequent layers set remarkably slower.
I finally had enough of it (I had also gone slightly over budget, those large denomination coins add up faster than you'd think) and concluded with a bunch of 1 and 2 cent coins and the remainder of the wax. I then put the entire pot in the cellar where it could cool down completely.
Cleaning up was surprisingly easy: I rinsed the melting pot with cold water until it was entirely cooled. Since wax and paraffin have a larger density (and thus smaller volume) when in solid form than in liquid form, the solidified paraffin remains could be taken out from the pot in one piece.
The next day, I removed the candle from its mould, cut off the brittle edges at the top and the bottom, trimmed the wick to size, and wrapped it in as a gift.
Part of the message is a joke on the recepient's function with the W3C, as they are notorious for filling their specifications with lots of requirement level phrases.
Monday, 16 April 2007
Candle making
Last saturday one of my collegues got married. At work we had been all very agreeing for weeks on end to do something, but it wasn't until thursday that we finally woke up and realized that it was actually too late to organise anything. So we decided to give money (a commodity always in short supply whenever people marry or build a house or both).
Now that we had decided what to give, we had to find some original way of presenting it. One of the ideas was to put the money in a wheel of Gouda, a joke on the fact he recently moved to the Netherlands (physically that is, mentally he had dropped out of Belgium long before). But obtaining a cheese would probably have been too difficult, especially considering the short timeframe. So we adopted Litrik's idea: put the money as coins in a candle.
As I have some experience with candles (and with just about anything else as well, provided it burns like hell), I volunteered to make that candle.
The idea was to melt tealights and cast a candle of about 10cm diameter and 20cm tall. We estimated that a tealight had a diametre of approximately 3cm and a hight of 1cm. That makes 1.5²*3.14 = 7cm³. To reach the dimensions we wanted, we would need 5²*3.14*20/7 = 224 tealights. So I went to the nearest Ikea to buy three packs of 100 tealights. I also made a visit to AsterX to buy a cotton wick.
This is what it all looked like:
My idea was to use a leftover piece of plastic pipe as mould; however, the piece I had in mind had apparently disappeared. I had no time to drive around looking for pipes, so I had to improvise a bit (I'm usually quite a good at that) and make the mould myself.
I did have some heavy cardboard pipes (each over 2m long and filled with approximately 35m of aluminium profiles left over from a previous project). I couldn't use those of course, they were still in use; however, I could use one as mould for my mould (please bear with me). I wrapped some cling film around it, followed by a layer of paper (for sturdyness), followed by a layer of cling film again. I then cut it off off the pipe and taped the ends together again.
In theory this should have provided me with a nice round tube of 10cm diameter. In reality though, I ended up with a sagging, all but round piece of stuff held together with duct tape. Anyway, I had no time to try anything else, so I took al old cast iron cooking pot and taped the poor tube-aspiring thing to the bottom.
Next time on Blogspot: HOT DRIPPING WAX!
Now that we had decided what to give, we had to find some original way of presenting it. One of the ideas was to put the money in a wheel of Gouda, a joke on the fact he recently moved to the Netherlands (physically that is, mentally he had dropped out of Belgium long before). But obtaining a cheese would probably have been too difficult, especially considering the short timeframe. So we adopted Litrik's idea: put the money as coins in a candle.
As I have some experience with candles (and with just about anything else as well, provided it burns like hell), I volunteered to make that candle.
The idea was to melt tealights and cast a candle of about 10cm diameter and 20cm tall. We estimated that a tealight had a diametre of approximately 3cm and a hight of 1cm. That makes 1.5²*3.14 = 7cm³. To reach the dimensions we wanted, we would need 5²*3.14*20/7 = 224 tealights. So I went to the nearest Ikea to buy three packs of 100 tealights. I also made a visit to AsterX to buy a cotton wick.
This is what it all looked like:
My idea was to use a leftover piece of plastic pipe as mould; however, the piece I had in mind had apparently disappeared. I had no time to drive around looking for pipes, so I had to improvise a bit (I'm usually quite a good at that) and make the mould myself.
I did have some heavy cardboard pipes (each over 2m long and filled with approximately 35m of aluminium profiles left over from a previous project). I couldn't use those of course, they were still in use; however, I could use one as mould for my mould (please bear with me). I wrapped some cling film around it, followed by a layer of paper (for sturdyness), followed by a layer of cling film again. I then cut it off off the pipe and taped the ends together again.
In theory this should have provided me with a nice round tube of 10cm diameter. In reality though, I ended up with a sagging, all but round piece of stuff held together with duct tape. Anyway, I had no time to try anything else, so I took al old cast iron cooking pot and taped the poor tube-aspiring thing to the bottom.
Next time on Blogspot: HOT DRIPPING WAX!
Subscribe to:
Posts (Atom)